Broedvogels in het wijkpark – eind maart 2020

Het is weer lente en dus tijd voor het inventariseren van de broedvogels in ons mooie wijkpark. Mijn eerste vroege ochtendronde heb ik eind maart gedaan. Een paar dagen later dan ik eigenlijk had gewild, maar het heeft geen zin op pad te gaan als het met zonsopgang maar net boven het vriespunt is, want dan houden de vogels zich gedeisd. Het allereerste bezoek van dit jaar was trouwens begin januari op een avond, om te checken of er bosuilen zitten (nee, helaas).

Eind maart hadden we 28 soorten broedvogels in het park. Dat zijn bijna allemaal standvogels, want het voordeel van ’s winters hier blijven is dat je vroeg kunt beginnen met broeden. Alleen de tjiftjaf is al terug uit het zuiden; de zwartkop kan ieder moment terugkomen en de kleine karekiet en boerenzwaluw zijn altijd wat later. Fitissen hebben we niet in het park, het is wat te donker voor ze.

De merels en roodborsten zijn altijd de eersten die je hoort, wanneer het nog donker is. De sperwers en de ijsvogels zijn helaas (nog) niet in beeld, maar het hele park knettert van de winterkoninkjes en de parkranden zitten vol met kool- en pimpelmezen en Turkse tortels. De knobbelzwanen hebben hun nest verhuisd van de rietkraag aan de noordoostkant naar een veilig eilandje iets verderop.

Een van mijn favorieten is de boomkruiper, een onopvallend bruin vogeltje met een vrij lange, kromme snavel om goed insectjes uit de schors van oude bomen te kunnen pikken. Ik hoorde er nu drie zingen. Vorig jaar hadden we zes territoria, hopelijk halen we dat nu ook weer. De grote bonte specht doet het goed in het wijkpark, vorig jaar waren er vier territoria en nu hoorde ik er ook al weer drie roffelen.

De Vlaamse gaaien zijn ook weer present, net als flink wat eksters en kauwen, en ik zag een paartje zwarte kraaien bezig met het bouwen van hun nest. Slecht nieuws voor de zangvogels, dat wel, want spechten en kraaiachtigen mogen hun kuikens graag zangvogelkuikens voeren. Aan de andere kant zou het ook niet goed zijn als al die zangvogelkuikens groot werden, want een beetje koolmezenpaar produceert twee of drie broedsels van rond de acht kuikens per voorjaar. Hopelijk gaat het goed met de rupsen en andere insecten dit voorjaar: daar is het hele ecosysteem op gebaseerd.

De vinkenfamilie is bescheiden vertegenwoordigd met 1 territorium van de putter, 1 van de vink en 1 van de groenling. Veel meer zal het wel niet worden. Een nieuwkomer in het park is de huismus: niet ver van de Kopermolen zag ik een paartje kibbelen in een struik.

De meerkoeten zitten meest weer op hun vaste stekken, onder andere op het nest bij de Albert Heyn. De nesten van wilde eend, parkeend en waterhoen krijg je niet te zien, maar ze zijn er gelukkig wel.

Kortom, het is weer een mooi voorjaar in het park. En als u een sperwer of een ijsvogel ziet, stuur dan even een berichtje via de contactpagina van deze site!

Corinna Vermeulen
Foto’s van Corinna Vermeulen, Herman Berkhoudt, Ant Brandenburg

Lees ook:

Broedvogels in het wijkpark – juni 2019
Broedvogels in het wijkpark – mei 2019
Broedvogels in het wijkpark – maart 2019
Broedvogels 2018 – totaaloverzicht